Hoe kan je ziekenhuisaccreditaties laten renderen?

implementing the healthcare of the future - hospital accreditation

Als je af en toe in ziekenhuizen komt, heb je het ongetwijfeld al gehoord of gezien: acties en initiatieven ter voorbereiding voor de volgende (pré) audit van de ziekenhuisaccreditatie. “NIAZ” en “JCI” zijn twee woorden die veel in beweging zetten in ziekenhuizen. Toch halen ziekenhuizen vaak niet het onderste uit de kan als het gaat over de voordelen van accreditaties.

Wat is een ziekenhuisaccreditatie?

“Het geheel van initiatieven die gericht zijn op de externe evaluatie van een ziekenhuis tegen vooraf gedefinieerde, expliciete en gepubliceerde standaarden met het oog op het bevorderen van continue verbetering van de kwaliteit van de gezondheidszorg” is een zeer duidelijke omschrijving van Zorgnet Icuro.

Heel veel accreditaties zoals ISO 9001, ISO 14001, VCA, ISO 13485 hebben dezelfde basiselementen als de NIAZ en de JCI accreditaties: het gaat steeds om een evaluatie door externe auditors die onderzoeken of een bepaalde standaard (zie de bronnen onderaan voor info over de JCI en NIAZ standaarden)  wordt toegepast. Het doel van deze standaarden is het verbeteren van de kwaliteit van de zorg op een permanente basis.

Kwaliteit of niet?

De standaarden hebben betrekking op hoe een organisatie zaken beheert en niet over de effectieve kwaliteit van een aangeboden dienst. Dit is een veel voorkomende fout die mensen maken die professioneel niet betrokken zijn bij kwaliteitsmanagement. Het consistent aanbieden van een zeer matig uitgevoerde dienst is ook een vorm van kwaliteit.

Het behalen van een accreditatie geeft aan dat er een proces is binnen een organisatie dat erover waakt dat handelingen steeds op dezelfde manier gebeuren. ISO, de internationale organisatie voor standaarden en bekend van onder meer ISO 9001, legt duidelijk de focus op het consistent aanbieden van producten en diensten die voldoen aan de wettelijke en de klantenvereisten.

Je kan een kwaliteitsmanagementsysteem vergelijken met een boekhoudpakket. Beide zorgen ervoor dat handelingen steeds op dezelfde manier worden uitgevoerd. Ze garanderen echter geen juiste uitvoering. Net als een goed boekhoudpakket geen garantie is voor een juiste boekhouding, is een kwaliteitsmanagementsysteem geen garantie voor kwalitatief hoogstaande zorg. In de praktijk is goede zorg quasi onmogelijk zonder een kwaliteitsmanagementsysteem.

Een kwaliteitsmanagementsysteem hoeft geen gigantisch systeem te zijn. Alles hangt af van je organisatie. Voor kleine organisaties zoals een huisartsenpraktijk, kan je kwaliteit consistent verhogen met een paar korte checklists. Helaas leent de complexiteit van een ziekhuis zich niet tot dezelfde eenvoudige aanpak als een huisartsenpraktijk.

Waarom accreditaties?

Het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van gezondheids- en welzijnsvoorzieningen  verplicht zorginstellingen om aan zijn gebruikers een verantwoorde hulp- en dienstverlening te bieden. De zorginspectie van de Vlaamse overheid ziet toe op de naleving van de kwaliteit van de zorg in  de Vlaamse algemene ziekenhuizen. Ieder ziekenhuis heeft dus de keuze om een externe accreditatie te behalen of kan kiezen voor het systeemtoezicht van de Zorginspectie. De twee erkende externe accreditaties zijn NIAZ (Nederlands) en JCI (Amerikaans).

JCI heeft op dit moment 23 accreditaties toegekend in België voor algemene ziekenhuizen. NIAZ heeft op dit moment 32 accreditaties voor Vlaamse zorginstellingen. Je kan dus concluderen dat externe accreditatie de standaard is geworden voor ziekenhuizen in Vlaanderen.

Het noodzakelijk kwaad

Zoals veel verplichte regelgeving wordt de ziekenhuisaccreditatie vaak bekeken als een noodzakelijk kwaad wat veel geld kost en voor veel medewerkers extra werk oplevert. Medewerkers zien dan ook niet altijd de toegevoegde waarde voor henzelf en de patiënt. Deze visie geeft vaak aan dat er een groot verschil zit tussen de huidige werkwijze en de geprefereerde werkwijze van de standaard die tijdens de audit gecontroleerd wordt.

Voor vele organisaties is een accreditatie een cyclisch gegeven: elke x jaar komt er een audit. De organisatie  werkt de verbeterpunten weg van het laatste auditverslag en wacht dan het resultaat af van de volgende audit. In de hoofden van veel medewerkers is het accreditatievraagstuk  “opgelost” na een succesvolle auditrapport en dit tot een paar maanden voor het volgende bezoek van de auditoren. Deze kijk op accreditaties is een van de belangrijkste elementen die de impact van een accreditatie verminderen.

Het rendement

Het rendement van een accreditatie is wetenschappelijk moeilijk aan te tonen. In haar onderzoek schrijft Anneleen Ally dan ook dat geen enkele studie voldoende empirisch bewijs levert voor een effectieve verbetering van kwaliteit als gevolg van een accreditatie. Ally geeft ook de mogelijke reden aan voor het ontbreken van dit bewijs: een achterliggende elementen maken het heel moeilijk om de impact wetenschappelijk te bewijzen.

Daarom is het noodzakelijk om af te stappen van de accreditatie als een doel. Hoewel de accreditatie defacto een vereiste geworden is in Vlaanderen, creëert de accreditatie een pervers neveneffect wanneer het een doel wordt. De focus dreigt immers te verschuiven van het verbeteren van de zorg voor patiënten naar het behalen van een accreditatie. Een accreditatie moet altijd het resultaat zijn van het primaire doel de kwaliteit van de zorg verbeteren. Ieder nieuw proces dat ingevoerd wordt voor het behalen van een accreditatie, verschuift potentieel die focus en als dit frequent gebeurt, loop je als ziekenhuis het risico dat de effectieve kwaliteit van de zorg daalt dankzij de accreditatie.

Suggesties voor het verhogen van het rendement

De realiteit is dat accreditaties niet op korte termijn gaan verdwijnen. Met andere woorden een ziekenhuis een keuze moeten maken tussen een externe accreditatie of voor systeemtoezicht van de Zorginspectie. ”If you can’t beat them, join them” zegt een Engels gezegde. Dat geldt zeker voor accreditaties.

Stap 1

Een eerste stap in dit proces is de juiste accreditatie kiezen. NIAZ en JCI hebben gelijkaardige onderliggende concepten maar hun interpretatie is niet noodzakelijk dezelfde. Het is een absolute aanrader om regelmatig te kijken of de huidige accreditatie past bij de organisatie. Een accreditatie ondersteunt een organisatie en niet omgekeerd. Het getuigt van goed management om op regelmatige basis deze keuze opnieuw in vraag te stellen.

Stap 2

Hoewel de verleiding zeer groot is om na een audit even een pauze in te lassen voor het kwaliteitsbeheer, is juist dit gedrag de oorzaak van veel stress. Hierdoor creëer je als organisatie pieken en dalen in werkdruk. Op het moment dat kwaliteit een continue aandachtspunt wordt, leidt dit tot een meer pragmatisch beleid waarbij continue gekeken wordt naar het optimaliseren van de zorg. Dit is alleen mogelijk als ook de werkdruk van de medewerkers in overweging genomen wordt. Zorgverleners die permanent onder grote druk staan kunnen geen consistente, goede zorg bieden.

Stap 3

In ieder verbetertraject, hoe klein ook, zou je op een vast moment best checken of de accreditatiestandaard iets zegt over de voorgestelde verandering. Zo zorg je ervoor dat alle veranderingen in lijn zijn met de accreditatiestandaard. Om dit te kunnen doen, is het volgens mij essentieel dat iedere projectleider in het ziekenhuis een goede kennis heeft van de accreditatiestandaarden. 

Het verhogen van de kwaliteit van de zorg in het ziekenhuis is de taak van iedere medewerker van schoonmaker tot geneesheer-specialist.  Om dit consistent te kunnen doen, moet iedereen hier permanent mee bezig zijn. Kwaliteit is geen extraatje maar maakt deel uit van de core business van iedere zorginstelling. Een accreditatie is hiervan het gevolg en nooit een doel.

Bronnen

https://www.zorgneticuro.be/content/ziekenhuisaccreditatie

https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/321/RUG01-002350321_2017_0001_AC.pdf

https://www.jointcommissioninternational.org/assets/3/7/JCI_Hosp_Standards_6th_STANDARDS_ONLY_14Jan2018.pdf

https://www.niaz.nl/uploads/Accreditatieprocedure%202020%20NIAZ-Qmentum.pdf

https://www.zorg-en-gezondheid.be/kwaliteit-in-algemene-ziekenhuizen

Waarom ziekenhuisnetwerken misschien niet de juiste oplossing zijn

implementing the healthcare of the future - networking

Ziekenhuisnetwerken

Op 1 januari 2020 is het een feit: dan vormen alle ziekenhuizen in België netwerken. In deze netwerken gaan ziekenhuizen samenwerken met als ultieme doel de zorg voor de patiënt te verbeteren en in een ideale wereld mensen en middelen te optimaliseren:

“De locoregionale ziekenhuisnetwerken zijn een cruciale hefboom om de ziekenhuiszorg voor patiënten duurzaam en kwaliteitsvol te houden. Ziekenhuizen in ons land hebben elkaar jarenlang beconcurreerd om zoveel mogelijk patiënten aan te trekken. Dit model van onderlinge concurrentie heeft de sector voortgestuwd maar botst nu op zijn grenzen.” schrijft federaal minister van volksgezondheid Maggie De Block op 14 februari 2019 op haar blog. Concurrentie en competitie hebben als model gefaald om de gezondheidszorg in België op niveau en betaalbaar te houden. Daarom wil de overheid de concurrentie tussen de ziekenhuizen beperken.

Is competitie goed of slecht?

Een ding is zeker. We vinden competitie en concurrentie in Europa zeer belangrijk. Zo belangrijk zelfs dat we een van de 28 commissarissen van de Europese Commissie verantwoordelijk maken voor dit domein.  Deze commissaris is zelfs een van de drie Executive Vice-Presidents van de Europese Commissie tot 2024.

Maar waarom is het zo belangrijk? Volgens de Europese Commissie zijn er vijf argumenten waarom concurrentie tussen bedrijven belangrijk is voor consumenten: lagere prijzen, betere kwaliteit, meer keuze, innovatie en het helpt Europese bedrijven om zich te wapenen tegen concurrenten uit andere delen van de wereld.

Indien we kunnen profiteren van deze voordelen in de gezondheidszorg, worden veel van de huidige problemen op korte termijn oplosbaar. Lagere prijzen helpen de gezondheidszorg betaalbaarder te houden. Betere kwaliteit zorgt ervoor dat het herstelproces van de patiënt geoptimaliseerd wordt. Zorgverstrekkers worden gestimuleerd om innovatie te versnellen.

In heel veel sectoren passen we deze principes frequent toe. Denk maar aan alle disruptieve ontwikkelingen die we in de laatste tien jaar zagen verschijnen: van webshops als bol.com en Amazon, elektrische voertuigen zoals Tesla, cloud-oplossingen, tot services zoals Uber en AirBnB  en nog veel meer. Iedere keer zet competitie aan tot een verbetering voor de consument/patiënt. 

Een andere sector: telecom

Wanneer we kijken naar andere sectoren waar de prijzen onder druk staan, komen we vaak bij telecom providers terecht. Deze sector wordt vaak als concurrentieel bekeken. Maar is dit zo? De sector is zeer competitief als het gaat om klanten af te snoepen van concurrenten. Hierbij worden geen middelen geschuwd, behalve structurele prijsverlagingen. Klanten krijgen allerlei zaken “goedkoper” aangeboden zoals telefoontoestellen en Tv’s. En toch stijgen de prijzen voor de gemiddelde consument  ieder jaar. Vanuit de overheid zijn er plannen om deze sector concurrentiëler te maken door het veilen van een vierde licentie in het mobiele telecomsegment. Met andere woorden we willen meer concurrentie om de prijs te doen dalen. Voor ziekenhuizen wil men ook een betere service tegen een lagere prijs. Wat doen we? Het omgekeerde!

Waarom dan ziekenhuisnetwerken?

In bijna alle andere sectoren stimuleren overheden, al dan niet onder druk van Europa, competitie en concurrentie. Waarin verschilt de gezondheidssector dan van al die andere sectoren? Het gaat om mensen! Maar dat geldt ook voor de voedingsindustrie en de farmaceutische sector en daar laten we competitie wel spelen. Je zou kunnen zeggen dat  de gezondheidssector, en de ziekenhuiswereld in het bijzonder, een zeer complexe wereld is waar wetenschappelijk onderzoek en knowhow een hele grote rol spelen. Maar ook dat geldt voor sectoren als lucht- en ruimtevaart, energie en farma.  Er zijn geen objectieve redenen om te stellen dat de principes van competitie en concurrentie, zoals die in andere sectoren worden toegepast, niet van toepassing zijn op de gezondheidszorg.

De voornaamste redenen voor de plannen om ziekenhuisnetwerken te maken moeten we dan ook meer in operationele domeinen zoeken. “In plaats van elkaar te beconcurreren zullen onze ziekenhuizen de handen nu structureel in elkaar slaan. De winnaar in dit verhaal? De patiënt!”, aldus minister van Volksgezondheid Maggie De Block. De minister suggereert in haar blog duidelijk dat de voordelen uit een samenwerking groter zijn dan de marktwerking zoals we die kennen in andere sectoren.

De impact van samenwerken

Over fusies en samenwerkingsverbanden tussen ziekenhuizen is al veel inkt gevloeid. Iets wat bijna alle artikels gemeen hebben zijn efficiëntiestijgingen en kostenverlagingen. Leiden fusies en samenwerkingen al dan niet tot efficiëntiewinst en kostenreducties? Daar bestaat geen consensus over. In grote lijnen zien we twee strekkingen: een groep van onderzoeken die een stijging aantonen van kosten en verlies van efficiëntie omwille van de door de fusie of samenwerking  toegevoegde complexiteit.

De andere grote groep ziet weldegelijk een kostenreductie. De grootte van de besparingen loopt uiteen van ongeveer 2% tot 8%. Wat deze besparingen gemeen hebben, is dat het een aantal jaren duurt om ze te realiseren.  Een recent onderzoek in de VS heeft het over een besparing van ongeveer 2,3%. Een kanttekening bij deze besparing is dat de ziekenhuizen in het onderzoek significant groter zijn dan de Belgische ziekenhuizen waardoor schaalvergroting meer effect heeft.  Binnen de regio van de Amerikaanse ziekenhuizen is er nog steeds concurrentie die hen scherp houdt.

Mogelijk kunnen de ziekenhuisnetwerken op termijn de huidige situatie van de gezondheidszorg iets verbeteren, maar of de patiënt hier beter van gaat worden is maar de vraag. 

En de patiënt?

Als ziekenhuizen beter samenwerken, ligt de primaire focus van deze samenwerking op het beter benutten van resources en middelen. Dit is de ultieme oplossing in geval van schaarste. Maar kunnen we in de Belgische gezondheidszorg spreken van schaarste? Kampt de Belgische gezondheidszorg niet met een onevenwicht tussen vraag en aanbod waarbij de middelen niet altijd op de juiste plaats beschikbaar zijn? Uiteindelijk zal de uitkomst van deze oefening voor de patiënt zijn. Als het goed gaat, krijgt de patiënt betere zorg voor een lagere kost. In het andere geval betaalt de patiënt (onrechtstreeks) de rekening.

De focus van ziekenhuizen

Moeten we dan gewoon wachten en kijken wat de uitkomst zal zijn? Natuurlijk niet! De vorming van ziekenhuisnetwerken, houdt geen enkel ziekenhuis tegen om zich 100% te focussen op het beste resultaat voor de patiënt tegen een bepaalde kostprijs. We zijn immers op zoek naar de beste behandelingen die we ons als gemeenschap kunnen permitteren. In een ideale wereld is dat de behandeling met de beste resultaten die bestaat. Maar voor we die ideale wereld bereiken, moeten we de problemen van vandaag en morgen aanpakken. En dat doen we, volgens mij, niet door eerst te focussen op structuren en dan op resultaten voor de patiënt. Als we onze gezondheidszorg betaalbaar willen houden, is de belangrijkste vraag: wat kunnen we vandaag doen om de uitkomst van de behandeling voor de patiënt te verbeteren?

Bronnen:

Kamer zet licht definitief op groen voor ziekenhuisnetwerken

Alexander De Croo wil vierde mobiele operator toegang geven tot Belgische markt

https://ec.europa.eu/competition/consumers/why_en.html

https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/allocation-portfolios-supporting-services_en.pdf

https://www.aha.org/system/files/media/file/2019/09/cra-report-merger-benefits-2019-f.pdf

https://www.researchgate.net/publication/12145855_Hospital_Mergers_and_Acquisitions_Does_Market_Consolidation_Harm_Patients https://journals.sagepub.com/doi/abs/10.1258/135581907782101561

De impact van allergenen op processen in ziekenhuiskeukens

Implementing the healthcare of the future - food intolerance

De evolutie van allergieën

Sinds 2014 zijn allergenen niet meer weg te denken wanneer we het hebben over voedsel. De impact van allergenen wordt steeds groter door de grote stijging van de ernst en het aantal allergieën in de westerse samenleving. Volgens de universiteit van Wageningen in Nederland is er een verdubbeling van het aantal allergieën in de laatste 25 jaar.

Er zijn hiervoor verschillende oorzaken die je bijna allemaal kan opdelen in twee grote groepen: veranderingen in onze leefomgeving en leefgewoontes en veranderingen in onze voedingsgewoontes. Voedingsgewoontes die een impact hebben op allergieën zijn: exotische en gekruide producten, voorbehandelde voedingsmiddelen, rauwkost van biologisch geteelde groenten en fruit en de stijging van de consumptie van allergenen op jonge leeftijd.

“Wettelijke” allergenen

De bedoeling van dit artikel is niet om een discussie te starten over de impact van bepaalde (voedings)gewoontes op allergieën. Allergieën zijn vandaag een gegeven waarmee we (helaas) steeds meer rekening moeten houden.  De wetgever heeft  dit belang ingezien en heeft een wettelijk kader gecreëerd waarin bedrijven verplicht worden om te communiceren over de allergenen die aanwezig zijn in hun producten.

Op dit moment zijn er veertien verschillende stoffen opgenomen in de lijst van “wettelijke” allergenen die zeker vermeld moeten worden: gluten, schaaldieren, eieren, vis, aardnoten, soja, melk, noten, selderij, mosterd, sesamzaad, zwaveldioxide en sulfieten, lupine en weekdieren. Naast deze wettelijke allergenen zien we ook steeds meer mensen die intoleranties ontwikkelen voor veelvoorkomende producten zoals tomaten en appels.

De organisatorische uitdaging

Deze evolutie maakt het serveren van eten aan grote groepen mensen niet makkelijk. Als je dan ook nog rekening houdt met het feit dat in ziekenhuizen de grootste doelgroep zich in een herstelproces bevindt met vaak een verzwakte weerstand, wordt de foutenmarge alleen maar kleiner en de uitdaging groter. In een ziekenhuis heeft dit voornamelijk een impact op de verantwoordelijkheid voor en de organisatie van de maaltijdbereidingen.

Laten we beginnen met het meest afgebakende terrein: de organisatie van de maaltijdbereidingen. De verantwoordelijkheid is duidelijk. De chef/kok bepaalt hoe de maaltijden bereid worden. Toch is ook dit deel niet te onderschatten. In een grootkeuken van een bedrijf worden er een aantal gerechten bereidt. Dit geldt ook voor een ziekenhuiskeuken maar naast deze gerechten wordt er van minstens 1 menu ook nog een aantal afleidingen bereidt: een licht verteerbare variant, een licht verteerbare variant zonder zout, een zwaar verteerbare variant met en zonder zout, … Deze bijkomende complexiteit hoeft geen probleem te zijn met een goed georganiseerd keukenteam.

De administratieve oplossing

Naast het maken van alle gerechten zijn er de niet te onderschatten administratieve verplichtingen om de voedselveiligheid te kunnen garanderen. Slechts één element van deze administratieve taken is de wettelijk verplichte communicatie omtrent allergenen in de gemaakte gerechten. De eindgebruiker moet op eenvoudig verzoek zicht kunnen hebben op de allergenen in de gerechten. Dit is geen overbodige luxe voor mensen met allergieën en intoleranties. Het is geen geheim dat de meeste koks en keukenmedewerkers geen fan zijn van administratie hoewel iedereen doordrongen is van de noodzaak van de communicatie over allergenen. Dit zorgt voor een spanningsveld tussen de focus van het keukenteam en hun verplichte taken.

Een aantal firma’s hebben dit probleem geïdentificeerd en bieden hiervoor ondertussen commerciële oplossingen aan. Twee bekendere spelers op deze nichemarkt zijn FoodDESK en Quality Guard. Deze oplossingen zijn gebaseerd op de ingrediënten en hun technische fiches. Dit laat koks toe om automatisch aan te geven welke allergenen in hun bereidingen zitten.

Het belangenconflict

In een normale bedrijfscontext is het probleem nu opgelost. Door middel van een bijkomende software tool worden de wettelijke verplichtingen quasi volautomatisch afgedekt. In een ziekenhuisomgeving is er nog een bijkomend aspect: patiënten hebben vaak ook bepaalde nutritionele behoeften en beperkingen waarmee rekening gehouden moet worden. Deze behoeften en beperkingen worden bewaakt door het team van diëtisten in het ziekenhuis.

Tot op vandaag is er in veel ziekenhuizen een duidelijk spanningsveld tussen koks en diëtisten. De nutritionele beperkingen zijn voor menige kok een doorn in het oog om lekker eten te kunnen maken. Deze perceptie wordt versterkt door het in Vlaanderen algemeen aanvaarde idee dat ziekenhuiseten niet lekker is. Toch zijn er ziekenhuizen waar de twee teams erin slagen om de juiste mix te vinden en lekker eten te serveren aan patiënten, bezoekers en personeel.

Een oplossing

Er zijn verschillende manieren om naar de uitdagingen van allergenen te kijken. Een veelvoorkomende benadering is om met een minimale inspanning te voldoen aan de gestelde wettelijke verplichtingen. Organisatorisch is dit het eenvoudigst. Dan “plak” je op het einde van je proces nog een blok “wettelijke communicatie” en je bent klaar.

Een meer duurzame aanpak is het integreren van allergenen aan het begin van het proces: het maken van de recepten. Dit creëert bewustzijn bij alle betrokken medewerkers. Door deze informatie mee te nemen van in het begin, is de kans kleiner dat tijdens het proces er verrassingen zijn en kunnen problemen ook voorkomen worden. Deze werkwijze creëert een verandering in de samenwerking met leveranciers. Als een bepaald ingrediënt niet beschikbaar is, wordt het essentieel dat de leverancier dit vervangt door een alternatief met dezelfde allergenen. Vandaag is dat niet evident om de eenvoudige reden dat de meeste leveranciers niet bezig zijn met allergenen. Maar net zoals de meeste keukenteams een veranderproces zijn doorgegaan wat betreft allergenen, zullen leveranciers dit ook moeten doen.

Wijzigingen

De belangrijkste wijziging die allergenen met zich hebben meegebracht, is een shift in verantwoordelijkheid. Hoewel allergenen een nutritionele beperking zijn, en dit duidelijk in de scope van de diëtisten zit en blijft zitten, zal de eindverantwoordelijkheid voor allergenen in de praktijk verschuiven naar de chef/kok. De chef/kok is het best geplaatst om de allergenen te beheren en tegelijk lekker en gezond eten te serveren.

Een centraal receptenbeheer waarin allergenen worden geregistreerd gecombineerd met een betere samenwerking met proactieve leveranciers en regelmatig overleg met diëtisten is een duurzame manier om met allergenen om te gaan. De focus ligt in deze aanpak op pro-activiteit: samen met leveranciers nadenken over vervangproducten. Met diëtisten samen nadenken over de diëten van morgen. De chef/kok, als manager van de recepten, vormt de lijm tussen alle andere bouwblokken van de voedselbereiding.  

De toekomst

De toekomst van de gezondheidszorg ligt zonder meer in het creëren van toegevoegde waarde voor de patiënt. Hierbij heeft voeding een tweeledige rol te vervullen. De juiste voeding faciliteert het herstelproces van de patiënt. Lekkere voeding doet hetzelfde. Beiden vertrekken van een goed recept waarbij de diëtisten het kader bepalen waarin de kok zijn professionele kennis en creativiteit kan laten floreren.

De sleutel van het succes ligt in het receptenbeheer. Met een goed receptenbeheer, kan een ziekenhuis een absolute meerwaarde creëren voor de patiënten maar vaak ook voor bezoekers en personeel.  Gezien de evolutie van allergenen, zal het receptenbeheer in grootkeukens, en zeker in ziekenhuizen, alleen maar aan belang winnen. Receptenbeheer wordt voor diëtisten en keukenmedewerkers wat het elektronisch patiëntendossier is voor  artsen en verpleegkundigen.

Bronnen:

https://www.wur.nl/nl/Onderzoek-Resultaten/Projecten/Allergieconsortium/Allergie/Toename-in-aantal.htm

https://www.health.belgium.be/nl/voeding/informatie-voor-de-consumenten/etiketttering/etikettering-van-allergenen

https://www.fooddesk.be

https://www.qguard.be